Trigoniophthalmus alternatus
De Rotsspringers behoren tot een groep zeer primitieve zespotigen die als voorlopers van de insecten worden beschouwd
en vormen de orde Microcoryphia. Voor deze orde wordt ook de naam Archaeognatha gebruikt.
Deze naam was historisch meer in zwang, maar het is redelijk breed geaccepteerd dat Verhoeff in 1904 op
22 april de naam Microcoryphia net 11 dagen eerder gepubliceerd heeft dan dat Börner met zijn Archaeognatha kwam (op 3 mei).
In Europa wordt Microcoryphia meer gebruikt, maar in de
nieuwe wereld is Archaeognatha gangbaar.
Wereldwijd zijn er ruim 500 soorten, in Nederland
zijn er 5 soorten, maar het is niet uitgesloten dat er meer zijn. Zo werd altijd
aangenomen dat de soort die langs
de kust voorkomt Petrobius maritimus zou zijn, in veel boeken wordt hij ook nog zo
genoemd met als Nederlandse naam Strandgast.
Bij later onderzoek is gebleken dat het Petrobius brevistylis is.
In de avond worden ze actief, het zijn typische nachtdieren.
Door het achterlichaam snel samen te trekken kunnen ze sprongetjes maken.
Het voedsel bestaat uit mossen, korstmossen en rottende vegetatie, ze veroorzaken geen schade.
Deze dieren leggen eieren en de uitkomende juvenielen lijken al meteen op de volwassen dieren, maar moeten zeker acht keer
vervellen voor ze na een periode van soms twee jaar volwassen zijn. Maximale leeftijd is vier jaar.
Eenmaal volwassen gaat het vervellen gewoon
door, waardoor de dieren nog kunnen groeien.
Van sommige soorten komen alleen vrouwen voor in de noordelijker verspreidingsgebieden, voortplanting gaat hier meestal
zonder mannen. In sommige jaren treden echter wel mannen op, de oorzaak is nog onbekend.
Het zijn dieren die in Nederland vooral langs de kust en de grote rivieren zijn te vinden, onder stenen, hout en ook
wel tussen het gras. In de tropen komen ook soorten voor in de boomkronen.
Op de macrofoto's zie je dat het erg mooie dieren zijn, met net als bij vlinders schubben op het lichaam. Het soortkenmerk
zijn de ocelli, de kleine oogjes onder de grote samengestelde ogen. Die zijn bij de verschillende soorten ook verschillend
van vorm en van plaats waar ze ten opzichte van de grote ogen staan. De grote ogen zijn eenkleurig of met een tekening,
ook dit is een soortkenmerk.
Op de foto's hieronder achtereenvolgens:
1 Dilta hibernica:
egaal gekleurde ogen met driehoekig ocel eronder aan de buitenzijde van de ogen,
2 Machilis germanica:
gespikkelde ogen met lange ocel (vorm schoenzool) eronder,
3 Petrobius brevistylis:
egaal gekleurde ogen met lange ocel (vorm schoenzool) eronder geen schubben op antenne,
4 Trigoniophthalmus alternatus:
egaal gekleurde ogen met driehoekig ocel eronder dicht bij het midden van de kop.
Dilta hibernica: egaal gekleurde ogen met driehoekig ocel eronder aan de buitenzijde van de ogen,
Machilis germanica: gespikkelde ogen met lange ocel (vorm schoenzool) eronder
Petrobius brevistylis: egaal gekleurde ogen met lange ocel (vorm schoenzool) eronder geen schubben op antenne
Trigoniophthalmus alternatus: egaal gekleurde ogen met driehoekig ocel eronder dicht bij het midden van de kop
Op deze pagina worden 4 van de 5 soorten behandeld. Van de soort waar je niet op kunt doorklikken heb ik nog geen foto's.
Dilta hibernica komt in Nederland voor op enkele plaatsen in Zuid Limburg en langs de grote rivieren. Ik heb de soort gefotografeerd in de Franse Pyreneeën.
Dilta hibernica
Dilta hibernica
Dilta hibernica
Deze soort heb ik gevonden op aanwijzing van Hay Wijnhoven, tussen de stenen aan de oever van de Waal in de Ooijpolder. Er komen twee varianten door elkaar voor, dieren met en dieren zonder rugstreep. Het is een vrij grote soort, tot zo'n 2 cm lang (zonder de voelsprieten en staartaanhangsels de cerci).
Machilis germanica
Machilis germanica
Machilis germanica
Machilis germanica
Machilis germanica
Machilis germanica
Dit dier wordt ook wel Strandgast genoemd, vroeger dacht men dat dit langs de Nederlandse kust voorkomende dier Petrobius maritimus was, maar nader onderzoek wees uit dat het Petrobius brevistylis is. Het is echter zeer goed mogelijk dat ook Petrobius maritimus in Nederland voorkomt, het verschil tussen deze twee soorten is te zien aan de antennes. Bij P.maritimus zijn de ringen lichter van kleur dan de andere segmenten, bij P. brevistylis zijn de ringen langer maar van dezelfde kleur als de andere segmenten. Op een van de foto's is het vervellingshuidje te zien, de losse huid die overblijft als het dier is verveld. Onder aan de stenen kun je erg veel lege huidjes vinden.
Petrobius brevistylis
Petrobius brevistylis
Petrobius brevistylis
Petrobius brevistylis
Petrobius brevistylis, vervellingshuid
Petrobius brevistylis
Deze soort heb ik gevonden op aanwijzing van Hay Wijnhoven, tussen de stenen aan de oever van de Waal in de Ooijpolder. Dit is een heel kleurrijke soort en echt een fotomodel, al willen ze soms maar moeilijk stil zitten.
Trigoniophthalmus alternatus
Trigoniophthalmus alternatus
Trigoniophthalmus alternatus
Graag wil ik Arp Kruithof, Hay Wijnhoven en Peter Wieringa bedanken voor hun bijdragen voor het tot stand komen van deze pagina.