Er zijn zeven pagina's, deze pagina met algemene informatie en vier pagina's met de soorten. Verder nog twee met buitenlandse waarnemingen tijdens vakanties:
Hooiwagens worden vaak spinnen genoemd maar ze zijn een aparte orde. Hooiwagens hebben geen mogelijkheid om een web te spinnen, ze kunnen geen zijde produceren. Wat ook ontbreekt, zijn de gifklieren die spinnen wel hebben. Het verhaal dat de hooiwagens heel erg giftig zijn klopt dus niet. Wel kunnen ze ter verdediging een stinkende vloeistof loslaten.
Hooiwagens hebben geen gifklieren en zijn niet giftig
Rilaena triangularis, juveniel, eet een springstaart
Hooiwagens zijn over het algemeen alleseters.
Ze eten dus zowel plantaardig als dierlijk voedsel, hoewel er soorten zijn die alleen dierlijk voedsel nemen. Vaak zijn
het aas eters en leven ze verder van rottende planten, kleine ongewervelden enz.
Hun voedsel verkleinen ze met de scharen die aan de cheliceren zitten. Hieronder op de foto van een dood mannetje
strekpoot, dat ik in een spinnenweb heb gevonden, kun je duidelijk zien hoe dit zit. Het is een soort kreeftenschaar.
Het geheel bestaat uit drie onderdelen, het eerste onderdeel staat naar voren, de tweede naar
beneden en vormt
met het derde de schaar. Het dode dier heb ik op zijn rug neergelegd, zodat je de scharen goed ziet.
Vaak zijn deze cheliceren bij de mannetjes vergroot. Een goed voorbeeld vormt de man van de gewone hooiwagen, die je
van afstand kunt herkennen aan de grote cheliceren.
Naast de cheliceren zitten de pedipalpen, op de foto steken ze naar voren en lopen uit beeld.
Bij de strekpoot zijn de pedipalpen gevorkt, waaraan je de soort kunt
herkennen. Vaak zijn ze verschillend uitgevoerd bij de geslachten, bij de strekpoot heeft de man dunnere pedipalpen
dan het vrouwtje en bij de vrouw zitten er haren op.
Verder zie je aan beide kanten de vier loop poten, dat wil zeggen de aanhechting, want dit exemplaar is een aantal
poten kwijt.
strekpoot, Dicranopalpus ramosus ♂
Net als alle andere geleedpotigen vervellen de hooiwagens. Na een aantal vervellingen zijn ze volwassen en dan vervellen ze niet meer. Om te vervellen gaan ze ergens aan hangen en komen helemaal uit hun oude huid, zoals de hooiwagen op de foto. Hebben de hooiwagens normaal al veel (8) poten nu is het helemaal een bos, acht poten aan het pas vervelde exemplaar en acht van het oude vel. Lege huiden vind je vaak onderaan de holle zijde van op de grond liggende stukken schors.
Strekpoot, Dicranopalpus ramosus
Hooiwagens leven over het algemeen een jaar en de voortplanting gaat via eieren. Er vindt inwendige bevruchting plaats, bij de paring staan de dieren tegenover elkaar. De vrouwtjes zetten de eieren met een legboor af in de grond of op vochtige plaatsen zoals in spleten in de schors van bomen. De meeste soorten overwinteren als ei. Op de foto's hieronder een vrouw Leiobunum spec A en Platybunus pinetorum met legboor, een man Platybunus pinetorum met zichtbaar voortplantingsorgaan en de paring bij Opilio saxatilis.
Leiobunum spec A, legboor zichtbaar
Platybunus pinetorum, legboor zichtbaar
Platybunus pinetorum ♂
Platybunus pinetorum ♂
Opilio saxatilis
Opilio saxatilis
Opilio saxatilis
Opilio saxatilis
spin
hooiwagen
Het verschil tussen hooiwagens en spinnen is, dat hooiwagens uit één bolletje met poten bestaan, spinnen hebben altijd een kop borststuk met een achterlijf dus een duidelijke tweedeling. De ogen staan bij de hooiwagens op een heuveltje boven op het lichaam, ze hebben twee ogen, spinnen hebben doorgaans acht of zes ogen.
In het Engels noemt men de hooiwagens: harvestmen of daddy longlegs. De laatste naam is, net als het Nederlandse langpoot, verwarrend omdat die ook wordt gebruikt voor een spin en voor langpootmuggen.
langpootmug_langpoot
trilspin_langpoot
hooiwagen_langpoot
Hooiwagens hebben vaak last van parasitaire mijten. Op de poten, maar ook op het lichaam. Het zijn de larven van de fluweelmijt, zie ook de bladzijde diversen met meer informatie over en foto's van de fluweelmijt.
Platybunus pinetorum met mijt
Mitopus morio met mijten
Mitopus morio met mijten
Rilaena triangularis, juveniel met mijt
Pseudoschorpioenen zijn zeer kleine spinachtigen die leven van kleine geleedpotigen. Om zich over grotere afstanden te verplaatsen, houden ze zich soms vast aan de poten van grote insecten zoals kevers en vliegen. Half mei 2018 zitten meerdere op Platybunus pinetorum in de buurt van Schoonoord. De Pseudoschorpioenen gebruiken de hooiwagen alleen als vervoermiddel, ze liften mee.
Platybunus pinetorum met Pseudoschorpioenen
Platybunus pinetorum met Pseudoschorpioen
Platybunus pinetorum met Pseudoschorpioen
langpootmug met Pseudoschorpioenen
In Nederland komen nu 33 soorten voor. Wereldwijd ongeveer 7000 soorten. Een overzicht van de Nederlandse soorten uit 1975 vermeldt 21, (Spoek 1975). pdf Engels. De laatste jaren zijn er dus liefst 12 soorten bijgekomen. Het zijn soorten uit het zuiden van Europa en Noord Afrika die uitbreiden naar het noorden. Hieronder een lijst in volgorde van eerste waarneming met achteraan de auteur die de eerste waarneming in Nederland beschreef. Enkele met de mogelijkheid dit document te downloaden vanaf de website van Naturalis.nl, natur-in-nrw.de en eis-nederland.nl:
1991 Opilio canestrinii (Thorell, 1876) (Weele 1993)
1993 Dicranopalpus ramosus (Simon, 1909) (Cuppen 1994)
1997 Nemastoma bimaculatum (Fabricius, 1775) (Wijnhoven 1997)
1997 Trogulus nepaeformis (Scopoli, 1763) (Wijnhoven 1998ab
1998 Platybunus pinetorum (C.L. Koch, 1839) (Wijnhoven 1998ba)
2002 Leiobunum sp. A (Wijnhoven et al. 2007) (pdf)
2003 Astrobunus laevipes laevipes (Canestrini, 1872) (Wijnhoven 2003) (pdf)
2004 Nelima sempronii Szalay, 1951 (Wijnhoven 2005) (pdf)
2006 Nelima doriae (Canestrinii, 1871) (Wijnhoven 2007) (pdf)
2012 Leiobunum religiosum Simon, 1879 (Noordijk & Bink 2014) (pdf)
2014 Trogulus nepaeformis (Wijnhoven 2014)
Graag wil ik Joost Vogels, Arp Kruithof en Hay Wijnhoven bedanken voor de grote hoeveelheid informatie die ze me hebben verschaft via het forum van Waarneming.nl. Hierdoor werd mijn interesse in de hooiwagens sterk aangewakkerd.